Hoe Tabo Goudswaard makerschapsruimte maakt

Happyplaces Stories (video)

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

--

Door ruimte te bieden aan de gedrevenheid van de mens, ontstaan er onvoorziene oplossingen voor complexe vraagstukken. Makers zijn daar als geen ander goed in. Het is dan ook de overtuiging van beeldend kunstenaar en social designer Tabo Goudswaard dat ontwerpers en kunstenaars een cruciale rol kunnen spelen in het vormgeven van samenlevingen. Het creëren van ruimte om met elkaar een verandering te kunnen bewerkstelligen ziet hij dan ook als zijn levenswerk.

We ontmoetten elkaar voor de tweede keer en daarmee was Tabo het duizendste gesprek dat ik had voor Happyplaces Project 🥳. De eerste keer ging volledig op aan kennismaken en samen het makerschap verkennen. Over hoe systemen ook maar gewoon afspraken tussen mensen zijn, en je die dus ook kunt veranderen. Over stimulerende beperkingen, hoe die creativiteit aanwakkeren, omdat je dan bij gebrek aan ruimte die moet zien te vinden. En. En. En. En… Dus spraken we opnieuw af, met het risico op nog meer zoals de eerste keer. Wat ook gebeurde, maar we namen vervolgens een groot deel ook op.

Tabo is social designer. Auteur van ‘Maakkracht’, samen met Jetske van Oosten. Hij is spreker, programmamaker en adviseur bij diverse ministeries, culturele instellingen, opleidingen en fondsen. Hij is ook medeoprichter van de Sociaal Creatieve Raad, wat een lobbyorganisatie voor nieuwe waarden en verbeelding is.

Het transcript is licht bewerkt om de leesbaarheid te verbeteren.

Verwachtingsruimte

Nou ja, wat je zegt. Soms is het ook het spelen met het verwachtingspatroon. Als ik ergens kom en ik ben heel erg de creatieveling, dan is het goed om even met gymschoenen aan te komen. Als ontwerper wordt dat een beetje van je verwacht. Oude vrienden van me van de Gerrit Rietveld Academie waar ik bij in de klas zat, vinden mij denk ik wel eens een beetje netjes. Ik zit hier nu ook met een jasje aan. Dat heb ik meegekregen van mijn tijd dat ik bij consultancybureau TwynstraGudde meeliep. Daar was het verwachtingspatroon dat je er netjes uitzag, maar daar hoort ook bij dat je als consultant weer andere dingen veroorzaakt. Het is handig om je daar bewust van te zijn. Volgens mij gaat het over dat we heel erg in categorieën denken. Een kunstenaar ziet er zo uit, een ontwerper zo, en een consultant zo. Daar zitten allemaal verwachtingspatronen aan vast. Daar verwacht je bepaalde dingen van. Er komt ruimte, dat is jouw thema, op het moment dat je dat verrijkt. Als er meerdere categorieën denkbaar zijn. Of als je bestaande categorieën ter discussie stelt. Je kunt altijd spelen met verwachtingspatronen en die doorbreken.

We denken heel erg in categorieën. Een kunstenaar ziet er zo uit, een ontwerper zo, en een consultant zo. Daar zitten allemaal verwachtingspatronen aan vast. Daar verwacht je bepaalde dingen van. Er komt ruimte, op het moment dat je dat verrijkt. Als er meerdere categorieën denkbaar zijn. Of als je bestaande categorieën ter discussie stelt. Je kunt altijd spelen met verwachtingspatronen en die doorbreken.

Zoeken naar nieuwe ruimte

Verwachtingspatronen zijn iets heel wezenlijks, volgens mij. We leven in een heel complexe wereld. Om daarin goed te functioneren, met al die indrukken die we krijgen, moet je gewoon categoriseren. ‘Dit is een tafel.’ ‘Dit is een stoel.’ Dan weet ik wat ik daarmee moet doen. Op het moment dat je echt ziet wat het is voor wat het is, dan ben je in totale verwondering naar die tafel en die stoel aan het kijken. Dan sta je daar een uur… Dus het heeft een hele praktische functie. Tegelijkertijd is het ook een enorme valkuil, want je denkt gewoon in clichés. Een van de belangrijke dingen die vanuit de kunsten komen is die ambiguïteit. Dus niet de eenduidigheid, maar dat meerdere dingen mogelijk kunnen zijn en dat er ook nieuwe categorieën komen. Dat is iets heel wezenlijks. Het biedt ruimte om andere gedrag te gaan vertonen, in vraagstukken waarin we vastzitten. Dat vind ik interessant. We zitten vast in allemaal systemen, regels en verwachtingspatronen en ‘zo hoort het’ en ‘zo doen we dat hier’ en ‘dat hadden we toch zo afgesproken’. Daar is heel vaak een soort nieuwe ruimte, nieuwe categorieën, nieuw gedrag nodig. Daar ben ik altijd naar op zoek.

We zitten vast in allemaal systemen, regels en verwachtingspatronen en ‘zo hoort het’ en ‘zo doen we dat hier’ en ‘dat hadden we toch zo afgesproken’. Daar is heel vaak een soort nieuwe ruimte, nieuwe categorieën, nieuw gedrag nodig. Daar ben ik altijd naar op zoek.

Ruimte voor kunstsultants

Van een consultant wordt verwacht dat hij kan bijdragen aan oplossingen, advies kan geven en heel veel kost per dag. Door een consultant in te kunnen huren gebeurt er van alles. Want dan hoef je niet zelf als beleidsmaker, of vanuit een vergelijkbare rol, de verantwoordelijkheid te nemen voor de beslissingen die er komen. Het kan ook een soort bliksemafleider functie hebben. Er zit dus heel veel ruimte tussen het verwachtingspatroon van een kunstenaar en een consultant.

Laten we beginnen met feit dat de kunstenaar veel minder verdient. Maar de verwachting is ook niet meteen dat de kunstenaar met een oplossing voor een vastzittend systeemvraagstuk komt. Die werelden aan elkaar verbinden én ervoor zorgen dat die geweldige kracht die de kunstenaar in zich heeft, én het hele repertoire van wat je op een kunstacademie leert, zouden we veel meer moeten benutten in hoe we met die complexe vraagstukken omgaan. Die brug wil ik heel graag slaan. Dat betekent dus ook bouwen aan een verwachtingspatroon, wat een cultureel ding is, waarin we dat wat een kunstenaar kan serieuzer nemen en ook meer verwachtingen van hebben. En dat ook beter te vergoeden. Dat is nu aan het gebeuren. Dat zie je echt naar elkaar toe komen.

Er zijn heel veel vraagstukken waarvoor met die klassieke manier van probleemoplossen geen uitweg meer gevonden wordt. Het repertoire en de kracht van makers zien als een verrijking, als een aanvulling op hoe je ook met die maatschappelijke vraagstukken om kunt gaan, wordt steeds meer herkend. Dat is superspannend en dat is nu aan het gebeuren.

Je ziet aan de kant van de kunsten dat er meer belangstelling komt om die kant op te gaan en meer impact op de samenleving te willen hebben. En je ziet de samenleving veel meer toenadering zoeken naar dingen als design thinking, out of the box denken en dat creatief professionals worden betrokken. Omdat het helemaal vastloopt. Er zijn heel veel vraagstukken waarvoor met die klassieke manier van probleemoplossen geen uitweg meer gevonden wordt. Het repertoire en de kracht van makers zien als een verrijking, als een aanvulling op hoe je ook met die maatschappelijke vraagstukken om kunt gaan, wordt steeds meer herkend. Dat is superspannend en dat is nu aan het gebeuren.

Vraag? Stuk. Maker!

Wie ik daarin ben? Iemand die daar heel erg in gelooft en die heel graag wil bouwen aan een cultuur waarin dat gewoon wordt. Als je je arm breekt ga je naar een ziekenhuis, naar de gipsafdeling. Daar hebben ze een afdeling voor. Als je een lastig maatschappelijk vraagstuk hebt, zou je naar een maker moeten gaan. Net zo logisch. Ik ben er een grote believer in. Ik ben ook een optimist en een aanjager.

Ik heb een achtergrond in sociaal werk en een sociale opleiding gedaan, dus ik wist al gauw dat ik graag met mensen wilde werken. Ik heb veel met jongeren gewerkt. Later heb ik kunstacademie gedaan. Een kunstacademie is een levensschool. Daar word je als mens gevormd. Daar ga je echt met wie je bent aan de slag. Ik volgde een autonome opleiding, dus je moest heel precies weten waar je van bent en wat je wilde veroorzaken, wat je graag wilde maken. Om dat te kunnen doen, moet je er dus achterkomen wat jou raakt. Dat was echt een geweldige opleiding. Die twee dingen wilde ik heel graag combineren. Dat is mijn social designerschap geworden.

Op de kunstacademie zocht ik naar wat hetgeen was wat ik wilde veroorzaken. Met twee anderen startte ik een kunstenaarscollectief, Het Kattenbak Collectief. We zaten we op de Spuistraat in Amsterdam in een oud gekraakt pand wat naar een kattenbak stonk, vandaar die naam. Het werkte als een trein. We hadden een prachtig logo van een kat met snorharen en een staart. Doordat we een plek hadden en een collectief waren van iets van 50 kunstenaars, werden we in één keer overal uitgenodigd op festivals en bij exposities. We organiseerden ook feesten. Een beetje wat je erbij verwacht, een beetje ruig. Concerten vanaf het dak, dat soort dingen.

Je zou kunnen zeggen dat mijn kunstwerk, waar ik al 15 jaar aan werk, het bouwen is van die sector, van die praktijk. Waarin dat makerschap dat je kent vanuit het kunst- en cultuurdomein echt veel meer benut wordt in hoe we die samenleving vormgeven.

Dat waren de dingen die ik te gek vond. Gewoon mensen bij elkaar brengen, dingen laten gebeuren. Op het moment dat er mensen ander gedrag gaan vertonen, als er het ware enthousiasme en energie in de groep ontstaat voor iets wat er gemaakt wordt ter plekke, dat zijn de momenten die ik te gek vind. Dat was mijn kunst. Performances; dat er echt ter plekke dingen gebeurden. Of installaties, dat iets beweegt. Dat waren de vormen waar ik mee bezig was. Uiteindelijk heb ik dat heel graag willen verbinden met welzijnswerk, met de jongeren met wie ik werkte. En in grotere zin met maatschappelijke opgaven. Je zou kunnen zeggen dat mijn kunstwerk, waar ik al 15 jaar aan werk, het bouwen is van die sector, van die praktijk. Waarin dat makerschap dat je kent vanuit het kunst- en cultuurdomein echt veel meer benut wordt in hoe we die samenleving vormgeven. Die praktijk bouwen en dat ontdekken, en het is steeds een verrassing wat daar gebeurt, dat is wie ik ben, wat ik echt te gek vind.

Waarde vatten

Wat is de vorm waarin social design zich manifesteert? Wat is de beeldtaal die erbij hoort? Dat is een grote zoektocht. Een stichting die je start, kunstenaarscollectief wat je start, een event waar mensen komen… Dat is nog niet helemaal uitgekristalliseerd en dat is heel erg zoeken. Er spelen een paar dingen. Het is vaak lastig om de waarde van wat je doet als social designer invoelbaar te maken voor anderen als ze er niet bij zijn geweest. Want als mensen erbij zijn geweest dan weten ze het. Dan hebben ze het gevoeld. Dan hebben ze het beleefd. En dan kan het ook een hele diepe indruk maken. Maar hoe draag je nou de waarde die bijvoorbeeld een bijeenkomst of een gebeurtenis heeft over aan anderen? Hoe laat je zien dat dat eigenlijk de moeite waard is om vaker te doen, of om daar geld voor uit te trekken? Wat het dichtst in de buurt komt is er een registratie van maken. Zoals een goede podcast, audioregistratie of een film. Een documentaire is vaak een goede vorm. Of een goed boek, of een verslag. Dan kan het mensen ook raken. Maar dat is nog een zoektocht.

Ik ben curator op de Dutch Design Week van een tentoonstelling over veiligheid. Over verwachtingspatronen en categorieën gesproken, ook daar zie je dat de beeldtaal die mensen verwachten, als je dan een ding op een sokkel ziet, dat er naar wordt gekeken alsof het een productontwerp is. Terwijl, als het social design is, het een object is wat ander gedrag veroorzaakt. Ook daarin zit nog een soort zoektocht, van hoe je de juiste context bouwt, en de wat de juiste beeldtaal is om die social design waarde goed overdraagbaar te maken. Dat hebben we met schilderijen op orde. Dat is gewoon een witte contextloze ruimte, een goede lijst er omheen, soms een titel, niet teveel beschrijving. Bij social design is er de neiging om heel veel beschrijving bij het werk te zetten. Je ziet dat recensenten daar ook mee worstelen. Er is nog geen collectief discours, ook bij recensenten niet, om de kwaliteit van social design goed te beoordelen. Het zijn allemaal opgaven waar we, als we mogelijk deze film nog eens terugkijken over 5 jaar, hopelijk verder in zijn. Dat er veel meer discours bestaat, dat er veel meer instellingen zijn, dat er veel meer gedeeld gevoel van kwaliteit is rond wat goede en minder goede social designs zijn.

Om te zoeken naar wat dat nou is en hoe je dat nou goed kunt overbrengen, heb ik de laatste keer dat ik die expositie organiseerde, dat aan de ontwerpers en ontwerpbureaus gevraagd. Ik had een soort vrije ruimte gemaakt, een ‘maakruimte’ in het paviljoen waar we exposeerden in Eindhoven. Een soort vrije ruimte voor de ontwerpers om de interactie met het publiek vorm te kunnen geven. Waar we het jaar daarvoor misschien nog een beetje klassieke tentoonstelling opstelling hadden met beeldschermen of dingen op sokkels die het langslopend publiek kon bekijken, had ik de ontwerpers nu gevraagd om heel nadrukkelijk na te denken over de interactie met het publiek. Je kon daar een performance doen, een workshop geven, of met een VR-bril iets ondergaan. Het doel was om de interactie met het publiek als onderdeel van het werk te zien en dat nadrukkelijk vorm te geven. Dat is de laatste stap die ik met hen heb gedaan, zoekend naar hoe we de waarde van social designs goed over kunnen brengen.

Ruimte voor en van verandering

Wat ik zie bij bedrijven die niet gewend zijn om met een ontwerpende aanpak te werken, is dat ze zijn opgeleid in een manier van werken waarbij je sowieso met oplossingen voor het probleem komt. Ze willen overigens wel anders, want ze vragen mij of ik trajecten met ze doe. Hoe kom je tot een oplossing voor een probleem? Ze zijn het als volgt gewend: Je bedenkt een plan van aanpak. Je bedenkt hoe je wilt dat de toekomst er uitziet, dus de oplossing voor het probleem plaats je daarin. Dat zet je in de toekomst, en vervolgens ga je terugredeneren wat is er allemaal nodig is om dat zo voor elkaar te krijgen. Met soms, zeker als het gaat over ingewikkelde vraagstukken, draken van processen waarbij je wanneer je over 1 of 2 jaar iets bereikt wilt hebben, je in de tussentijd talloze dingen moet doen om dat voor elkaar te krijgen. Wat een enorme berg werk oplevert, wat niemand ziet zitten. Wat heel zwaar voelt, en waarbij je bovendien nauwelijks rekening kunt houden met de veranderende wereld, waardoor alles wat je doet weer ter discussie staat. Dat is een hele lastige manier van werken.

Dan kom ik met een team en zeg: ‘We moeten niet werken aan een oplossing met een plan van aanpak, maar we moeten werken aan ruimte voor verandering aan de hand van “werkende mechanismen”.’ We beginnen niet in de toekomst en redeneren terug wat er vervolgens moet gebeuren, maar we beginnen in het nu, veel meer vanuit het hart, vanuit wat we voelen dat waardevol is en wat werkt. En vanuit dat wat je weet nu een eerste stap zetten. Door het zetten van die eerste stap gebeurt er van alles en nog wat. Doordat je dat doet gaan andere mensen ander gedrag vertonen. Je ziet in een keer, parallel daaraan, mensen geïnteresseerd raken. Je zet stap 1, en als je die stap hebt gezet, zie je vaak vanuit een soort oog voor waardecreatie en dingen die daaraan bijdragen, wat we dan werkende mechanismen noemen, dat je dan ook de volgende stap weer ziet. Op die manier werk je aan iets waarvan je niet weet wat het gaat opleveren. Dat is zeker heel ongemakkelijk voor managers in het bedrijfsleven die er ook op afgerekend worden om dat onder controle te houden. Maar je gaat, als het ware, werken aan verandering.

Het mooie daarin is dat er ook veel meer oplossingen voor het initiële vraagstuk kunnen komen, en er ook waardecreatie kan ontstaan voor dingen waar je eigenlijk helemaal niet aan dacht te werken in het begin. Maar dat je als het ware een ruimte van verandering krijgt en een waaier aan mogelijke oplossingen voor allerlei problemen. Het mooiste is het als je die twee dingen kunt combineren. Het is natuurlijk ook goed om voor ogen te hebben wat je wilt bereiken en dat te checken. Het ongemakkelijke daaraan is dat je niet weet wat het gaat zijn. Dat past niet zo goed bij een bedrijfscultuur waar mensen oplossingen verwachten, of efficiëntie, doelmatigheid, allemaal dat soort dingen. Waar ze dat heel erg belangrijke waarden vinden. Dan moet ik heel vaak dit soort dingen herhalen, maar zie je ook mensen wel de bereidheid hebben om dat te proberen. Dan kunnen er hele mooie dingen gebeuren.

Ik moet het heel vaak uitleggen. Voorbeelden helpen daar wel bij. Dat je ziet, maar dat je voelt hoe mooi en waardevol dit is. Het biedt een soort andere taal voor andere manieren van werken. Waarbij dat creatieve repertoire, de houding, de werkwijze, dat wat je kunt als een verrijking, als een aanvulling op de bestaande manier van werken erbij kan komen. Dat vergt wel veel uitleg, maar dat geeft helemaal niet. Het heeft als voordeel dat steeds meer mensen het door het te ondergaan het ook gaan snappen, en er mogelijkerwijs zelfs ambassadeur van worden. Uiteindelijk is het een cultuurverandering van iets wat we met z’n allen gaan doen. Het is ook belangrijk dat er manifestaties van komen. Zoals mooie projecten, mooie voorbeeldprojecten, instituten, actieprogramma’s vanuit ministeries, curricula op opleidingen, prijzen voor succesvolle mensen, goede recensies in de krant. Zodat het een cultuur wordt waarin dat heel gewoon is.

Wat we nu vaak doen, is die oude manier van werken veranderen. Die ligt buiten jezelf. Dat zit in papier, in wetgeving. Als je het hebt over dingen die we belangrijk vinden, dat wat van betekenis is, wat je waardevol vindt, dat zit in onszelf. Oftewel, dat is de plek waar het moet gebeuren.

Medemakerschapsruimte

De essentie is dat je ontwerpt op eigenaarschap bij anderen. Zeker als je het ziet als een cultuurverandering. Wat we nu vaak doen, is die oude manier van werken veranderen. Dat oude systeem met een plan van aanpak, ‘we moeten het regelen met elkaar’, dus we gaan een systeem met afspraken maken en dan leggen we dat vast en dan moet iedereen zich daarnaar conformeren. Dat ligt buiten jezelf. Dat zit in papier, in wetgeving. Als je het hebt over dingen die we belangrijk vinden, dat wat van betekenis is, wat je waardevol vindt, dat zit in onszelf. Oftewel, dat is de plek waar het moet gebeuren. Wat je met social design in essentie doet, is het makerschap in anderen ontwerpt. Je geeft anderen agency om zich medemaker te voelen van hoe we het met elkaar doen. Dat zit binnenin je. Je wilt uiteindelijk voelen en gedreven zijn. Gedrevenheid zien bij de betrokkenen om ander gedrag te durven te vertonen, om dingen ter discussie te stellen, om nieuwe voorstellen te doen, om die weer te testen, etc. Het is constant kijken: ‘Kan ik het bij de ander laten? Kan ik de ander het makerschap geven om hiermee aan de slag te gaan?’

Op het moment dat mensen dat makerschap pakken en zichzelf toestaan om zich maker of medemaker van een nieuwe omgang met een vraagstuk te voelen… Uiteindelijk moet het plaatsvinden in de mensen die functioneren in de omgang met dat vraagstuk. Op het moment dat daar dat makerschap toegelaten wordt en er ruimte komt om die andere manier van werken, die vanuit de klassieke blik heel ongemakkelijk voelt, om dat wel toe te passen, dan kan het doorontwikkelen, kan het daar bestaan. Mijn rol is vaak dat ik de context creëer om dat te starten. Om uiteindelijk vooral bij anderen dat makerschap te stimuleren. Als dat er eenmaal is, kan ik weg.

Uiteindelijk moet het plaatsvinden in de mensen die functioneren in de omgang met een vraagstuk. Dat mensen het makerschap pakken en zichzelf toestaan om zich maker of medemaker te voelen. Mijn rol is vaak dat ik de context creëer om dat te starten. Om uiteindelijk vooral bij anderen dat makerschap te stimuleren. Als dat er eenmaal is, kan ik weg.

Ik heb bij mezelf gezien dat ik, toen ik van de kunstacademie af kwam, ik gewoon maker was van projecten. Dan deed ik gewoon projecten. Op een goed moment werd ik als het ware een soort projectleider of programmamanager of regisseur. Ik deed dan de begeleiding van andere teams, coachte hen om dat werk te doen. Als een soort ‘contextbouwer’ voor een goede samenwerking. Uiteindelijk is mijn rol steeds meer geworden dat ik de taal bied. Daar is het boek Maakkracht ook een uiting van. Maar ik zit bijvoorbeeld ook in de raad van toezicht van een grote GGZ-instelling in de regio Utrecht. Dan is de rol het bieden van de denkkaders en de taal voor anderen om daar dan mee aan de slag te gaan, ofwel opdracht te geven in de organisatie om op die manier te gaan werken. Het is nu veel meer het bieden van taal om een andere manier van werken mogelijk te maken. Het nadeel van alsmaar projecten doen is dat je met vijf projecten vol zit en dan kan je er niks meer bij hebben. Op het moment dat je anderen ook de taal biedt om op die manier te gaan werken, dan kan die cultuurverandering die we met z’n allen voor ogen hebben om te bewerkstelligen, al veel sneller groeien. Dan kunnen mensen zich medemaker van die cultuur gaan voelen en het ook gaan doen op hun plek. Dat is waar ik nu ben, zoals ik er naar kijk. Ik zoek de samenwerkingen om dat groter te maken.

Thank you for taking the time to read the article and/or watch the video. I hope that you enjoyed it. If you did, don’t forget to hit the clap button several times(the icon of the hands below or on the left side of your screen) so I know I connected with you. Follow me here on Medium to automagically see new stories pop up on your Medium homepage. Or follow me on LinkedIn, I also share updates and stories there. Thank you for your support!

--

--

Marcel Kampman
Happyplaces Stories

Creates space and matter, and places that matter, in the universe of infinite possibility. Founder of Happykamping & Happyplaces Project, author, sense maker.